‘Venen, grenzen en verdedigingswerken’ (Dr. Meindert Schroor)
De rivieren in de Zuidoosthoek, met name die in de Stellingwerven – De Lende en De Kuunder – zijn eeuwenlang de ruggengraat geweest van de verdediging van Friesland tegen invallen van buitenaf. Minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker voor de defensie waren de uitgestrekte venen die tot het moment dat ze in de 17de eeuw voor het eerst werden door verveners werden aangetast de diffuse grenzen van Friesland vormden. Hun openlegging en afgraving leidden er enerzijds toe dat er rechte, precieze grenzen moesten worden getrokken. Onbedoeld werd anderzijds de deur open gezet voor invallers uit het achterland. Eerst tijdens de jaren 1582-1592, toen Steenwijk in Spaanse handen was, vervolgens in 1607 en na twee dreigende (1624 en 1665) invallen in 1672 toen het goed raak was en de beekdalen van Lende en Kuunder hard nodig waren om de in militair opzicht poreus geworden venen te vervangen. Aan de hand van deels nieuwe gegevens wordt ingegaan op de wijze waarop deze mix van politieke, economische en militaire aspecten invloed had op de geschiedenis van het Stellingwerfse landschap tussen 1580 en 1750.